Tekst 29 De Ego Lichaam Illusie - a podcast by Een Cursus in Wonderen

from 2022-02-10T05:14:47

:: ::

toelichting: https://www.youtube.com/watch?v=Ts6U7X-pzsw

V. De ego-lichaam-illusie

1. Alle dingen werken samen ten goede. Hierop bestaan geen uitzonderingen, behalve naar het oordeel van het ego. Het ego oefent de grootst mogelijke waakzaamheid uit over wat het tot het bewustzijn toelaat, en dit is niet de manier waarop een evenwichtige denkgeest bijeenblijft. Het ego raakt nog verder uit evenwicht doordat het zijn hoofdmotivatie buiten je bewustzijn houdt, en eerder aan controle dan aan innerlijke gezondheid de overhand geeft. Het ego heeft hiertoe alle reden, op grond van het denksysteem waaruit het is ontstaan en dat het dient. Een gezond oordeel zou onvermijdelijk tegen het ego oordelen en moet dus wel door het ego worden vernietigd uit zelfbehoud.
2. Een hoofdbron van de onevenwichtige toestand van het ego is zijn gebrek aan onderscheid tussen het lichaam en de Gedachten van God. De Gedachten van God zijn voor het ego onaanvaardbaar omdat ze duidelijk wijzen op het niet-bestaan van het ego zelf. Het ego vervormt ze dan ook of weigert ze te aanvaarden. Maar het kan ze niet doen ophouden te bestaan. Het probeert daarom niet alleen ‘onaanvaardbare’ lichaamsimpulsen te verbergen, maar ook de Gedachten van God, omdat beide een bedreiging voor hem zijn. Het ego ziet ze als een en hetzelfde, doordat het zich, oog in oog met een bedreiging, hoofdzakelijk om zijn eigen zelfbehoud bekommert. Door ze als hetzelfde te zien, probeert het ego te vermijden dat het wordt weggevaagd, wat in de aanwezigheid van kennis zeker zou gebeuren.
3. Ieder denksysteem dat God en het lichaam verwart, moet wel waanzinnig zijn. Maar deze verwarring is van wezenlijk belang voor het ego, dat iets uitsluitend beoordeelt aan de hand van het feit of het al dan niet een bedreiging voor hem vormt. In één opzicht is de angst van het ego voor God tenminste logisch, aangezien het Godsidee het ego wel degelijk verdrijft. Maar angst voor het lichaam, waarmee het ego zich zo innig vereenzelvigt, is volstrekt zinloos.
4. Naar eigen verkiezing van het ego is het lichaam zijn tehuis. Het is de enige vereenzelviging waar het ego zich veilig bij voelt, aangezien de kwetsbaarheid van het lichaam zijn beste argument is dat jij niet van God kunt komen. Dit is een overtuiging die het ego gretig propageert. Evengoed haat het ego het lichaam, omdat het dit niet goed genoeg vindt om als zijn tehuis te dienen. Op dit punt gaat het de denkgeest echt duizelen. Terwijl hem door het ego verteld wordt dat hij in werkelijkheid deel uitmaakt van het lichaam en dat het lichaam zijn beschermer is, wordt hem tegelijk ook verteld dat het lichaam hem niet beschermen kan. Bijgevolg vraagt de denkgeest: ‘Waar kan ik voor bescherming heen?’, waarop het ego antwoordt: ‘Wend je tot mij.’ De denkgeest herinnert het ego eraan, en niet ongegrond, dat het er zelf op aangedrongen heeft met het lichaam te worden geïdentificeerd en dat het dus geen zin heeft zich voor bescherming tot hem te wenden. Het ego heeft hier geen echt antwoord op omdat er geen is, maar het heeft wel een karakteristieke oplossing. Het wist de vraag uit het bewustzijn van de denkgeest. Eenmaal uit het bewustzijn verwijderd kan en zal de vraag onbehagen teweegbrengen, maar ze kan niet beantwoord worden omdat ze niet kan worden gesteld.
5. Dit is de vraag die moet worden gesteld: ‘Waar kan ik voor bescherming heen?’ ‘Zoekt en gij zult vinden’ betekent niet dat je blindelings en vertwijfeld naar iets moet zoeken wat je niet herkennen zou. Een zinvolle zoektocht wordt bewust ondernomen, bewust georganiseerd en bewust gericht. Het doel moet duidelijk geformuleerd zijn en in gedachten worden gehouden. Leren en willen leren zijn onlosmakelijk verbonden. Je leert het beste wanneer je gelooft dat wat je probeert te leren waarde voor jou heeft. Maar niet alles wat je wilt leren heeft blijvende waarde. Sterker nog, veel van de dingen die jij wilt leren zijn misschien wel gekozen omdat hun waarde niet blijvend zal zijn.
6. Het ego denkt dat het een voordeel is zich niet te binden aan iets wat eeuwig is, omdat het eeuwige ontegenzeggelijk van God komt. Eeuwigheid is de enige functie die het ego heeft proberen te ontwikkelen, maar stelselmatig niet heeft kunnen bereiken. Het ego schippert met de eeuwigheidskwestie, net zoals het dat met iedere kwestie doet die op een of andere manier de werkelijke vraag aanroert. Door zich in te laten met randproblemen hoopt het de werkelijke vraag te verbergen en buiten het bewuste denken te houden. De karakteristieke drukdoenerij van het ego over bijzaken dient precies dat doel. Volledig in beslag genomen worden door opzettelijk onoplosbare problemen is een lievelingslist van het ego om de voortgang van het leerproces te hinderen. Maar bij al deze afleidingsmanoeuvres luidt de enige vraag, die nooit door degenen die ze bedrijven wordt gesteld: ‘Waartoe?’ Dit is de vraag die jij in relatie tot alles moet leren stellen. Wat is het doel? Wat het ook is, het zal jouw inspanningen automatisch richting geven. Wanneer je dan tot een doel besluit, heb je een besluit genomen over je toekomstige inspanningen, een besluit dat van kracht blijft tenzij jij van gedachten verandert.

Further episodes of Een Cursus in Wonderen Dagelijkse Les

Further podcasts by Een Cursus in Wonderen

Website of Een Cursus in Wonderen